PET-scan vermijdt overbodige ingrepen bij patiënten met hoofd-halskanker
Aanzienlijk minder patiënten met hoofd-halskanker moeten een extra ingreep ondergaan waarbij hun lymfeklieren verwijderd worden, dankzij opvolging via een PET-scan. Dat blijkt uit de ECLYPS-studie van onderzoekers uit Vlaanderen en Nederland onder leiding van het UZA.
Bij 4% van de nieuwe gevallen van kanker op jaarbasis, betreft het hoofd-halskanker. Die term wordt gebruikt voor tumoren die ontstaan in de bovenste luchtwegen: de mondholte, de neus, de neus- en mondkeelholte, de keel en het strottenhoofd met de stembanden. Het aantal nieuwe diagnoses neemt jaarlijks toe.
‘Wanneer hoofd-halskankerpatiënten ook uitzaaiingen in de lymfeklieren in de hals vertonen, kiezen we vaak voor een gecombineerde behandeling van chemotherapie en bestraling’, zegt professor Sigrid Stroobants, hoofdonderzoekster van de ECLYPS-studie en diensthoofd nucleaire geneeskunde van het UZA.
Hoewel deze behandeling erg doeltreffend is, zal bij ongeveer 1 op de 5 patiënten nog een aanvullende chirurgische ingreep nodig zijn om de ziekte helemaal te bestrijden. Bij deze operatie – een zogenaamde halsklieruitruiming – worden de lymfeklieren in de hals verwijderd. Deze ingreep is echter niet zonder risico’s en kan op termijn leiden tot blijvende pijn en invaliderende schouderklachten.
’Tot nu toe was het voor ons moeilijk om met conventionele scanners zoals CT, te voorspellen welke patiënten nog een grote aanvullende operatie nodig hadden en welke eigenlijk al genezen waren na de bestralingen. Daarom werden patiënten na de bestraling steeds nog aanvullend geopereerd’, zegt professor Tim Van den Wyngaert, hoofdauteur van de ECLYPS-studie en senior staflid nucleaire geneeskunde in het UZA.
Overbodige ingrepen vermijden
Met de ECLYPS-studie gingen onderzoekers uit Vlaanderen en Nederland na of opvolging via een PET-scan de extra operatie kon vermijden. ‘Wanneer een PET-scan geen overgebleven ziekte meer toont drie maanden na de bestralingen, is er 92% kans dat de ziekte ook effectief overwonnen is en verdere chirurgische behandeling achterwege kan gelaten worden. Om ook de overige 8% van de patiënten die mogelijk kunnen hervallen te kunnen opsporen, wordt het onderzoek best nog één keer herhaald 1 jaar na het stoppen van de behandeling. Bij 80% van de patiënten kunnen we zo de mogelijke risico’s en nevenwerkingen van een operatie vermijden, zonder de kans op genezing te verkleinen’, concludeert prof. Stroobants.
Verder toonden de onderzoekers aan dat het gebruik van gestandaardiseerde criteria om PET-scan beelden te beoordelen, kan helpen om meer betrouwbare diagnoses te stellen.